Artikel index

 

 Tanksoldaat

   Tijdens een offensief ging het er altijd vrolijk aan toe in onze tank en lachten we veel, maar van zodra er één of ander gevaar opdook, keek iedereen aandachtig zijn eigen kant op. We waren allemaal bang omdat we niet wisten of we vijf minuten later nog in leven zouden zijn. Niet iedereen heeft het karakter en kan overleven. Het belangrijkste van alles is om een aantal goede vrienden in je brigade te hebben. Toen ik gewond was, wilden ze me naar het ziekenhuis brengen. Ik weigerde. Ik wilde niet dat ze me later aan een andere brigade zouden toewijzen. We waren goed op elkaar ingespeeld. Ieder kende zijn taak: munitie aanvullen, kanon schoonmaken, een slaapplaats vinden. Wanneer we van die zeilen hadden waarmee een tank werd afgedekt, konden we een tent bouwen. Maar wanneer de vijand te dicht in de buurt was of er teveel geschoten werd, moesten we in de tank blijven.
  We zaten dikwijls een hele dag in de tank en wanneer ze dan via de radio zeiden dat we er niet uit mochten, moesten we er ook in slapen. Dat was niet gemakkelijk. Soms werd er een gat in de grond gemaakt en sliepen we onder de tank zodat we onze benen een beetje konden strekken. Ik had er toen alles voor over gehad om op straat te kunnen liggen, zelfs met een steen onder mijn hoofd, al was het maar om mijn benen te kunnen strekken en door te kunnen slapen. Het kwam voor dat we wekenlang dezelfde kleren droegen. De rollen waren bij ons verdeeld. De hoofdkanonschutter, bijvoorbeeld, was in zijn jeugd een scout geweest dus hij zorgde voor het eten. Hij probeerde ’s avonds altijd iets warms klaar te maken. De Engelse conserven sneed hij in vijf stukken en stoofde dit met een ajuintje. Hij probeerde er altijd voor te zorgen dat het smaak had. Onze twee chauffeurs ontfermden zich over de tank en zorgden er altijd voor dat hij gereed was om de volgende dag te rijden. Onze radio-operator zorgde voor de schietvoorraad. Wanneer er zo’n twintig of dertig keer geschoten was, moest de loop schoongemaakt worden. Hiermee hield hij zich bezig. Ondanks het feit dat hij officier was, verbleef Poniatowski een tijdje bij ons. Wanneer de mogelijkheid zich voordeed, probeerde men altijd om de officier in een woning te laten slapen. En toch bleef hij altijd bij ons. Tijdens onze eerste dag in Sint-Gillis-Waas sliepen we in één of andere inrit waarin over het hele plafond konijnenhuiden hingen te drogen. Voor Poniatowski was er een kamertje. Toen we daar ’s avonds allemaal bijeen zaten, kwam de commandant van de compagnie binnen en zei: U moet toch ergens bij de mensen kunnen slapen, waarop Poniatowski antwoordde: Ik ben er geweest en zag dat die mensen zelf amper plaats hebben dus slaap ik hier bij de soldaten. Op een zonnige dag waren wij, met onze baretten over de ogen getrokken, aan het slapen na het middageten, terwijl hij zich aan het wassen was in koud water. De kapitein kwam langs ter controle en vroeg: Wat doet u? waarop hij rustig antwoordde: Ziet u dat dan niet? Hij wilde nooit gebruik maken van de voorzieningen waar hij recht op had. Hij ging iedere ochtend naar de briefing om naar onze taken te informeren die hij ons dan later op de dag zou doorgeven. Wanneer hij op weg was naar daar, maakten wij in de tussentijd koffie klaar. Terwijl hij terugkeerde, riep hij: Vijand van de linkerkant, vijand vooraan, is de koffie gebrand? Hij was een aardige kerel, jammer dat we hem verloren hebben. Dat was op 22 december, toen we gestationeerd waren in het Nederlandse dorp Sint Philipsland tijdens het Von Rundstedt offensief. Terwijl de Engelsen en de Amerikanen zich aan het voorbereiden waren op de eindejaarsfeesten, deden de Duitsers nog een laatste uitval naar hen om Antwerpen te heroveren. Het was op dat moment koud en mistig en er lag sneeuw. Er mochten geen vliegtuigen opstijgen waar ze natuurlijk van profiteerden. Maar toch is het hen niet gelukt. In Sint Philipsland stond een watertoren die de Duitsers nauwlettend in het oog hielden om te zien of er geen Engelse verkenners op zaten. Ze besloten om de toren op te blazen. Om ons te misleiden bereidden ze eerst een aanval op ons voor. We reden met 6 tanks helemaal vooraan in de compagnie. Op de zeedijk hielden Nederlandse vrijwilligers van het ondergronds leger de wacht. Zodra ze de naderende schepen zagen, renden ze allemaal weg. De Duitsers droegen een wit uniform. Poniatowski was toen net bij de Engelsen. Zodra hij de schoten hoorde, haastte hij zich met een pantserwagen meteen naar ons. Hij stapte uit de wagen en zei ondertussen: Ho, ho schoten! Dat hebben we al lang niet meer gehoord! Ik zei dat hij in onze tank moest gaan zitten. Het was elf uur ’s nachts en in plaats van in de machine te kruipen en zich terug te trekken, liet hij zijn benen zakken en ging op de pantserkoepel zitten. Ik stond net op de inrit. Hij zei dat ik daar niet goed stond dus vroeg ik hem hoe ik wel moest gaan staan. Hij begon mij via de radio aanwijzingen te geven hoe ik moest rijden: naar links, naar rechts, naar achter. Brrrrrr… Het salvo werd gelost. Het was alsof iemand stenen in zijn hand had genomen en ze allemaal tegelijk gooide. Poniatowski werd geraakt in zijn hoofd. Hij viel van de pantserkoepel. Duisternis. Het radiocontact was verbroken. De compagnie was trouwens te ver. Ik moest een beslissing maken. De twee nieuwe jongemannen die bij mij waren, beefden van angst. We hadden een tunnel in onze tank waarlangs we de pantserkoepel konden bereiken. Józek baande zich een weg naar daar en zei: Sylvek, we moeten achteruit! Hij leeft nog, hij knijpt in mijn hand. Hij had geen idee hoe gewond Poniatowski was. We reden naar Steinberg, een dorp op zo’n vijftien km afstand van het incident. Ik reed zo snel als ik kon met de tank. Daar aangekomen haalden de hospitaalsoldaten hem eruit en zeiden: Ooo, over 14 dagen is hij terug bij jullie. Maar hij stierf onderweg in de ambulance. De volgende dag gingen we de tank schoonmaken. Daarin lag zijn baret en een restant van zijn hersenen. In zijn baret vonden we de kogel die door zijn hoofd was gegaan. Toen zijn familie uit Parijs te weten kwam dat hij gestorven was, wilde zijn moeder dat diegenen die met hem in de tank hadden gezeten, het lichaam overbrachten. We brachten de nacht door in zijn ouderlijk huis. Ze waren kennelijk een rijke familie. Er waren drie of vier dienstmeiden en iedereen had een auto. Aan Poniatowski zelf kon je dat niet zien. Hij sprak nooit over zichzelf. Ik wist dat hij bij de Engelsen zijn cadettenschool had afgemaakt. Hij sprak goed, maar traag Pools en hij moest er over kunnen nadenken. Hij vertaalde het waarschijnlijk uit het Frans. Ik denk dat hij Pools op school had geleerd, want hij had een goede uitspraak. Zijn dood kwam hard aan. Als dat Von Rundstedt offensief er niet geweest was, zouden we de strijd waarschijnlijk niet eens zijn aangegaan want op dat moment wisten we al dat we voor niets aan het vechten waren. We waren namelijk op de hoogte dat de Poolse grenzen al afgebakend waren in Jalta. We wisten dat er voor ons geen terugkeer mogelijk was. We hadden de Fransen, de Belgen, de Nederlanders bevrijd, maar onszelf bevrijden? Daar waren we niet in geslaagd. Iedereen veranderde zijn nationaliteit. De Engelsen wilden dat zoveel mogelijk Polen naar hun moederland terugkeerden. We waren niet langer nodig dus kwamen er Poolse officieren naar ons die vroegen: Wie wil terugkeren, zet drie stappen naar voren. Niemand trad naar voren. Waarom zouden we? Toen de Fransen Parijs binnentrokken, hebben de Amerikanen twee dagen vlak bij de hoofdstad staan wachten. De Gaulle had namelijk gezegd: Mijn leger gaat als eerste Parijs binnen. In België ging het er hetzelfde aan toe toen de Belgische brigade onder het commando van Generaal Piron Brussel binnenrukte. We werden enkel toegelaten om op ons eentje terug te keren, zoals bij vluchtelingen. En niet gewoon naar huis, maar eerst naar één of ander kamp. En dan de vraag: Waarom ben je in Engeland? Diegenen die in het Duitse leger hadden gediend, ondervonden niet zoveel problemen. Enkel wij, wij die in 1939 uit Polen naar Roemenië waren gegaan. Als ik toen niet gevlucht was, was ik zonder twijfel in Russische handen terechtgekomen. Ze zeiden dat ons burgerschap zou worden afgenomen indien we niet binnen een bepaalde tijdspanne naar ons land waren teruggekeerd. Langs de ene kant was dat voor ons wel een voordeel, want als we onze Poolse nationaliteit kwijt zouden zijn, konden we makkelijker de Belgische nationaliteit proberen te verkrijgen. Anders hadden we eerst de Poolse autoriteiten om toestemming moeten vragen.