Artikel index


Zbigniew Rosiński

   Werd geboren in 1919 in Pzeworsk. Zijn leven begon, zoals hij zelf zegt , in het leger. Als soldaat van de 1e Pantserdivisie onder generaal Maczek bevrijdde hij België en Nederland. Hij werd geëerd met het Kruis voor Dapperheid. We ontmoeten hem bij hem thuis. Het is een warme dag, het weer wisselvallig. We zien hem voor het eerst.  Een gentleman met een donkerkleurige bril, een geruit vest, charmant en beleefd, een man van de oude stempel. Zbigniew Rosiński heeft een krachtige stem, hij is tegelijkertijd zelfzeker en voorzichtig, welwillend wanneer we hem een vraag stellen. We kunnen niet ontsnappen aan zijn uitbrander omwille van ons binnensmonds gemompel: “Spreek eens normaal”, zegt hij ons, “zodat ik alles kan horen”. 
 

   Over mijn jeugd heb ik altijd beweerd dat het die van een parasiet was. Als jongste telg van een rijk gezin werd ik al vanaf mijn geboorte verwend. Tussen mijn oudste broer en ik was er 18 jaar verschil. Iedereen vertroetelde mij, van mijn ouders tot mijn broers en zussen. Ik ging naar de middelbare school bij de Jezuïeten in Chyrów. Mijn eindexamen deed ik in Krakau en daarna ging ik rechten studeren aan de Jagiellonische Universiteit.

 


 Vrijwillig naar het leger

 

   De oorlog brak uit toen ik in mijn tweede jaar zat. Ik was niet in het leger. Er bestond toen de mogelijkheid om je legerdienst tot na je studies uit te stellen en daar heb ik gebruik van gemaakt. Na het uitbreken van de oorlog, op 10 januari 1940 om precies te zijn, sloot ik mij aan bij het leger in Frankrijk. Ik deed niet mee met de Poolse campagne. Ik werd toegewezen aan het 24e Regiment Ulanen waarin ik gedurende heel de oorlog en tot de demobilisatie na de oorlog bleef. Het is mijn moederregiment geworden waarmee ik zeer nauw verbonden ben. Ik zei eerder al dat ik een parasiet was. Hiermee bedoelde ik dat ik weinig deed. Daarbij studeerde ik niet goed. Ik was lui, werkte niet. Ik had van alles in mijn hoofd behalve werken en verstandige dingen. Ik zou dit deel van mijn leven liever overslaan omdat het niet zo interessant is. Mijn leven begon in het leger en ik moet zeggen dat ik aan de oorlog een aantal positieve waarden heb overgehouden. Een welwillende, ernstige aanpak naar mensen, naar het werk en naar verplichtingen toe. De oorlog heeft mij veel bijgebracht, ook wat ervaringen betreft. Ik was gescheiden van mijn ouders, wist niet waar ze waren en zij wisten niet waar ik uithing, dus dat waren tamelijk zware tijden. Anderzijds beleefde ik ook positieve momenten wat onze formatie betrof. Dit was dus mijn jeugd. Ik studeerde rechten aan de Jagiellonische Universiteit. Ik deed drie jaar over een studie waar je normaal twee jaar over doet, omdat ze me niet door mijn eerste jaar lieten. Uiteraard was dat mijn eigen schuld. Daarna begon mijn tijd in de oorlog, in de zogenaamde Franse veldtocht, waaraan ik deel nam als vrijwilliger met kwalificatie aangezien ik geen rang droeg. Ik was motorrijder, ik hield me bezig met het verkeer te regelen, werkte als verbindingsofficier enz. Dat waren zowat de gewoonlijke taken van een motorrijder in een gemotoriseerde eenheid. Er waren in Polen twee motorbrigades van gemotoriseerde cavaleristen. De eerste was de 10e Gemotoriseerde Cavalerie Brigade onder het commando van generaal Maczek, waarin ik diende in het 24e Regiment Ulanen. De twee belangrijkste regimenten van die brigade waren het 24e Regiment Ulanen uit Kraśnik en het 10e Regiment Jagers te Paard, dat gestationeerd was in Łancut in de buurt van Rzeszów. De tweede Gemotoriseerde Cavalerie Brigade maakte deel uit van de legerafdeling van Warschau, maar ze trok nooit als dusdanig ten strijde omdat ze niet op tijd gevormd kon worden. De vorming van de 10e Brigade, onze brigade, begon in het jaar ’37. We hadden drie jaar de tijd om een volledige gemotoriseerde eenheid bijeen te brengen, wat niet gemakkelijk was omdat de cavalerie te paard moest overschakelen naar gemotoriseerde voertuigen. Het is geen simpele zaak om een soldaat op te leiden die nog nooit met een mechanisch voertuig heeft gereden of heeft bestuurd. En bovendien hadden we niet veel tijd. Zo, dat was dus de voorbereidingsfase. Het was de beginperiode die ik zou omschrijven als de tijd van mijn jeugd waarin ik naar het leger ging en waarin de oorlog begon. Ik nam deel aan de Franse militaire campagne als soldaat van het 24e Regiment Ulanen, waarin ik motorrijder-verbindingsofficier was. Dat was mijn werk, niet zo’n belangrijke functie natuurlijk, maar ik was in ieder geval toch met iets bezig. De Franse veldtocht leidde tot een nederlaag omdat slechts een deel van de 10e Brigade aan het offensief had meegedaan. De volledige brigade was nog niet gevormd en werd opnieuw samengesteld in Frankrijk. Welnu, zij die konden, trokken ten strijde. Daarna werden we naar een andere plaats gezonden want een deel van de brigade werd geleid door kolonel Dworak en een deel door kolonel Maczek. Hij voerde het deel aan dat net ten strijde was getrokken. Ik moet zeggen dat de Fransen ons pas tamelijk laat ernstig begonnen te nemen. Pas wanneer de Duitsers vlak bij Parijs waren, werden de Fransen zich ervan bewust dat de situatie echt niet eenvoudig was. Ze gaven de Polen veel te laat wapens, waarvan ze de bediening pas aangeleerd kregen terwijl ze al met de Duitsers aan het vechten waren. Dat was het begin, dat was de Franse veldtocht, die natuurlijk eindigde in een ramp voor de Poolse en Franse strijdkrachten, of misschien eerder voor de Poolse die naast de Fransen streden. Maar dus, hierna vond er een evacuatie naar Groot-Brittanië plaats. Een deel van de brigade bereikte de zee bij Bordeaux, naast Verdun, waarheen geëvacueerd werd wat kon geëvacueerd worden. Generaal Sikorski was toen al naar Londen gegaan en onderhandelde met de Engelsen, die ons schepen hadden gestuurd. Wij, de 24e Ulanen en de rest van de brigade, werden op een schip geladen dat Royal Scotsmen heette. Het was een schip van de Engelse handelsmarine dat ons met een beperkt deel van onze uitrusting overzette. We mochten alleen maar licht materieel en handvuurwapens meenemen. Alles wat overbleef, namelijk zware wapens en auto’s, hebben we vernietigd. Dus we werden naar Groot Brittanië geëvacueerd via de zee. In die periode was het op zee tamelijk onveilig omwille van de Duitse onderzeeboten die ergens in het water rondzweefden en waar we voor moesten opletten. We bereikten veilig en zonder problemen Liverpool. Van daaruit brachten ze ons weg naar Schotland, waar we tijdelijk en om iedereen te verzamelen, in een voetbalstadion werden ondergebracht. Je mag niet vergeten dat er in 1940 meer dan honderdduizend mensen in het Poolse leger in Frankrijk zaten waarvan ongeveer dertigduizend konden gered worden na de Franse veldtocht. De meesten van hen behoorden tot de luchtmacht omdat zij toen onmiddellijk waren ingekwartierd in Groot-Brittanië, en tot de oorlogsmarine die vanaf het begin van het offensief in Polen naar Groot-Brittanië was overgekomen. Daar konden de Oreł, Błyskawica en andere oorlogsschepen van de Poolse marine die waren toegevoegd aan de marine van Groot Brittanië, gered worden. Wat onze landmacht betreft, welnu, die bestond uit Hooglanders. Zij namen deel aan de Noorse campagne en sloegen er hierna in om naar Engeland te varen. De rest waren overlevenden van onze divisie, van onze gemotoriseerde cavalerie in Frankrijk.
 
 

 De formatie van de Divisie


   Er was een nieuwe fase in de organisatie van het Poolse leger begonnen, deze keer in Groot-Brittanië. En hier ontstond het plan om een eerste pantserdivisie te vormen. Men vertrok vanuit de veronderstelling dat een infanterie altijd en overal tot stand kon worden gebracht zonder dat er grote problemen bij kwamen kijken. De vorming van gepantserde legers was een langdurige en kostelijke zaak. De basis bestond uit duur materieel dat moeilijk te verkrijgen was. Het hoge militaire gezag van Polen was het niet eens over wat we moesten doen: een infanterie oprichten of eerder een gepantserde divisie? Generaal Maczek en een deel van zijn officieren waren voorstander van de tweede optie, in de eerste plaats omdat de vorming van een pantserdivisie misschien wel duur was, maar dit wel het moment was waarop we het ons konden veroorloven met financiële hulp van Groot-Brittanië en de geallieerden. Uiteindelijk namen ze de beslissing om een eerste pantserdivisie samen te stellen. De afdeling moest iets van een vijftienduizend man plus enkele reserves tellen. We kwamen aan dit aantal. De divisie kwam tot stand in de loop van twee jaar, namelijk ’42 en ’43 tot de invasie in het jaar ’44. Die periode eiste een grote organisatorische werkdruk, vormingen, … want iedereen moest geschoold worden in de bediening van zwaar materieel. Dit was nieuw voor ons. Het bestond niet in Polen, of toch amper. De formatie verliep vanaf nul en ging zeer snel. Er werd dag en nacht gewerkt.
 

 Normandië
 

   Wat de insluiting van de “Zak van Falaise” betreft, is deze eigenlijk nooit volledig gebeurd. Uiteraard was hij fysiek gezien dichtgesnoerd, maar toch konden enkele Duitse eenheden filtreren, niet veel, maar het waren toch enkele verliezen. Eigenlijk was het 7e Duitse leger bijna uitgeschakeld in die zak. Het was best wel een interessante belevenis. Kolonel Koszutski, de aanvoerder van het 2e Pantserregiment kreeg de opdracht om naar Chambois te gaan. Dat gebeurde ’s nachts. De soldaten waren oververmoeid en de munitie moest worden aangevuld, net zoals de benzine in de tanks. Daarom ook dat kolonel Koszutski en zijn 2e Regiment met een zekere vertraging vertrokken waren. Er ging een Franse gids met hen mee die de weg naar Chambois moest tonen. Helaas had hij Chambois verward met Champeau. De namen gelijken erg op elkaar en wanneer ze werden uitgesproken door een Pool, kon dit tot misverstanden leiden. In elk geval waren ze dus niet naar Chambois vertrokken, maar gingen ze meer oostelijk. Onderweg liep het 2e Pantserregiment de Duitse Pantserdivisie tegen het lijf. Er ontstond grote verwarring. Alsof het niet genoeg was dat ze verloren waren gelopen, moesten ze op een bepaald moment ook nog vechten tegen de 2e Divisie van de Waffen-SS. Het voordeel van dat misverstand was de ontdekking van de Duitse aanwezigheid in onze flank. We begonnen meteen met een blokkade tegen de Duitsers. Er werd een tweede eenheid samengesteld, waarvan het 24e Regiment Ulanen en het 10e Regiment Dragonders deel uitmaakten. Ze hadden de opdracht om in de plaats van Koszutski, die met de 2e Pantserdivisie tegen de Duitsers vocht, naar Chambois te gaan. Ondertussen kon het 2e Pantserregiment zijn oorspronkelijke weg opgaan om zich aan te sluiten bij de divisie op de “knots”. Dat waren twee bekende heuvels 262, waarvan de vorm van de noordelijke en zuidelijke hoogtelijnen deed denken aan de handgreep van een knuppel. De heuvels dankten hun naam aan generaal Maczek. Als je op de kaart keek kon je in de vorm van de hoogtelijnen effectief een knuppel herkennen. De naam werd al snel door iedereen overgenomen en zelfs de geallieerden begonnen hem zo te noemen. Dus we hadden het over het dichtsnoeren van het keteldal aan de knots, de heuvels 262. Van de andere kant, van het Zuiden, maakten de Amerikanen hun opmars. En dat heeft dat keteldal in Chambois, waarin zich de kern van het 7e Duitse Leger bevond, theoretisch gezien dichtgesnoerd. Uiteraard konden de hoge officier en een deel van zijn soldaten ontsnappen, maar hun afdeling werd wel ontwricht en bovendien waren de verliezen aan Duitse kant zeer ernstig.
 


 De achtervolging
 

   Na de omsingeling van het 7e Leger ontstond er een achtervolging. De Duitsers trokken zich terug bij Parijs. Het was een serieus offensief waarin gepantserde legers ons te hulp schoten. Het was toen dat we dagelijks 50 km aflegden in de richting van de Belgische en Duitse grens. En zo kwamen we uiteindelijk bij de Belgische grens aan. De 1e Pantserdivisie bevrijdde heel het Noorden van België. We zijn zelfs niet in Brussel geweest, daar ging men naartoe voor een uitstapje. Brussel was toen al bevrijd door de Engelsen. We gingen over de gehele lengte van de zee: Tielt, Ruiselede, Roeselare, Gent, Sint-Niklaas. We trokken gedeeltelijk Holland binnen zodat we de andere kant van Antwerpen konden bereiken. De stad was nog steeds niet toegankelijk. Er waren geen Duitse troepen en diensten meer, maar je kon er niet in omdat de Schelde vol mijnen lag. We moesten precies die Duitse posten innemen die de Schelde afsloten. Dat ging tamelijk snel. Van daar werden we naar de Maas en de Rijn gestuurd, waar toen eigenlijk niets te beleven viel. In maart begon het offensief al op Duits grondgebied.
 

 De bevrijding van België
 

   De Duitsers hadden verdedigingsposten opgericht, die we de ene na de andere moesten uitschakelen. Elk van die posten had een eigen offensief, laten we zeggen “à part”, afzonderlijk dus, in het leven geroepen. Wij, het 24e Regiment Ulanen namen Tielt. We begonnen het offensief om 6 u ’s morgens. Om 4 u ‘s middags was Tielt bevrijd. Generaal Maczek was ook gekomen om de vorige burgemeester in zijn functie te herstellen. Al deze steden en dorpen werden bevrijd door Polen. Een onvergetelijke ervaring, maar je vraagt je natuurlijk wel af hoe het geweest zou zijn als we Polen waren binnengetrokken. Want hier in Frankrijk, in België en in Nederland werden we met een onwaarschijnlijk enthousiasme en vriendschap als helden ontvangen. Dat was echt een heel positieve en impactrijke emotionele gebeurtenis in het leven van een soldaat.
 
 

 Waarom België
 

   Ik ben in België gebleven omdat ik niet wilde terugkeren. Het was bekend welk lot Polen beschoren was. Ik wilde niet terugkeren naar een communistisch Polen. Mijn ouders keerden terug want mijn vader had gezegd dat hij wilde sterven en opgroeien in zijn land. “Communisten of geen communisten, ik ga terug naar Polen”, had hij gezegd. Mijn broer, die met mij in het 24e Regiment Ulanen zat, leerde zijn tweede vrouw kennen en keerde ook terug naar Polen. Zijn eerste vrouw was gestorven in het jaar ’39, voor het uitbreken van de oorlog, waardoor hij weduwnaar was geworden. De tweede keer trouwde hij met een vrouw die uit Polen met een pantsertrein van het rode kruis naar ons was gekomen toen we onder Duitse bezetting waren. Ze overtuigde mijn broer om terug te keren naar Polen. Toch bleef de rest van mijn broers en zussen - mijn oudste broer en mijn zus, die oorlogsweduwe was geworden toen haar man tijdens de Franse campagne in het jaar ‘40 gestorven was, hier. Het was een kwestie van politieke keuzes.
 

 Na de oorlog
 

   Ik beëindigde mijn studies aan de universiteit van Antwerpen. Ik deed mijn economische studies in twee jaar, in plaats van drie. Het tweede jaar voor de feestdagen, het derde jaar erna, dus na de vakantie. Op dat moment was het niet echt een probleem om werk te vinden zoals nu. De werkgevers holden achter ons aan om ons in dienst te kunnen nemen. We kwamen als pas afgestudeerden uit de Handelshogeschool met de titel van doctorandus en ze stortten zich meteen op ons om in hun firma’s te gaan werken. We kenden de talen. Mijn Frans had ik opgefrist doordat ik in België in het Frans had gestudeerd. Engels was mijn tweede taal. Duits kende ik omdat ik het op school had geleerd en me later als inlichtingenofficier had beziggehouden met Duitse zaken zoals Duitse bewapening, de waarde van de wapens, enz. Ik vond zonder problemen werk. Ik werd in dienst genomen bij een Engels-Zwitsers-Belgische firma waarin ik redelijk snel carrière maakte. Ik begon als beambte, daarna promoveerde ik naar departementschef en daarna werd ik directeur. De directie van de firma zetelde in Engeland en Zwitserland. Later trad er een fusie op met het Belgisch maritiem agentschap en daarvan werd ik dan hoofddirecteur – en beheerder. Ik werkte er tot aan mijn pensioen. De wapens legde ik, bij wijze van spreken, neer op mijn 65e . Tot mijn 70e vervulde ik nog de functie van rechter in de handelsrechtbank.
 

 Zijn familie tijdens de oorlogsperiode
 

   Onze familiale geschiedenis is iets totaal anders. We gingen weg uit Polen na 17 september 1939 toen de Russen ons land waren binnengerukt en algemeen geweten was dat het Poolse offensief verloren was. Het land was bezet door Duitsers en Russen. Mijn vader was mede-eigenaar en hoofddirecteur van het verbond van Klein-Poolse suikerfabrieken in Przeworsk, Ruczyń en Chorodenka. Die laatste lag helemaal op de grens met Roemenië. Heel mijn gezin verhuisde toen naar Roemenië. Op onze weg naar daar passeerden we Russische tanks. Later gingen mijn ouders, broers, schoonbroer en ik het Poolse leger achterna, naar Frankrijk, waar de Poolse regering werd gevormd en het militaire en politieke hart van Polen ontstond. Sikorski en Raczyński brachten in het buitenland de politieke structuur van Polen tot stand. In het begin bleven mijn ouders met de kinderen, zus en schoonzus in Roemenië, terwijl wij, de jongens, meteen in 1939 naar de oorlog gingen, naar het leger. Officieel ging ik bij het leger op 10 januari 1940. Dat was mijn eerste contact met het Poolse leger. Mijn broers en schoonbroer waren officier. Mijn oudste broer bleef bij mijn ouders en mijn tweede broer stak met gepantserde wapens over naar Engeland en sloot zich daarna als technisch officier bij mij aan, bij het 24e Regiment Ulanen. We vochten samen. Zolang de oorlog duurde wist ik niet hoe het er met mijn familie aan toe ging, contact was enkel mogelijk via het Rode Kruis, wat niet zo vlot verliep.
 
 
Uitwerking tekst: Monika Turek, in samenwerking met Joanna Zielińska
Vertaling: Joke Bossens